Nederlandse protestliedjes

Luisterlijsten

6 | Zwarte protestmuziek in het Nederland van de jaren zestig, zeventig en tachtig

Otto Sterman, ‘De lange weg’ (1967)

De Curaçaos-Nederlandse Otto Sterman was een fenomeen in de theaters: hij was voor de Tweede Wereldoorlog de eerste acteur van kleur in Nederland. Zijn achtergrond als voordrachtskunstenaar laat zich goed beluisteren op ‘De lange weg’. Terwijl op de achtergrond een langzame, beatachtige versie van het gregoriaanse gezang ‘Dies Irae’ te horen is, declameert Sterman een tekst over een zwarte man die na zijn overlijden witte mensen aanklaagt voor hun racisme.

 

Vrolijke Surinaamse Jeugd, ‘Bijlmermeer’ (1973)

Deze Surinaamse zanggroep maakte met ‘Bijlmermeer’ een opmerkelijk nummer over de Amsterdamse nieuwbouwwijk Bijlmermeer. Het suggereert – twee jaar voor de verzelfstandiging van het land, waar al langer over gesproken werd – dat de Bijlmer Suriname zal ‘slopen’: ‘Spreekt men nog van zelfstandigheid / of leeft men reeds in mooi paradijs?’ De utopie van de Bijlmer, zo vreest de muziekgroep dus, ontneemt Surinamers de noodzaak om te strijden voor een zelfstandige natie.

 

Het koor van de Bijlmerkrakers, Surinaamse strijdliederen (1974)

Tijdens een van de spectaculairdere kraakacties van de Nederlandse geschiedenis nam een groot aantal Surinaamse en Antilliaanse krakers zijn intrek in leegstaande appartementen in drie flats in de Bijlmermeer: Gliphoeve, Egeldonk en Develstein. De Bijlmerkraakactie werd muzikaal begeleid door middel van het Nederlandstalige nummer ‘Leve de strijd van de Bijlmerkrakers’, dat op single werd uitgebracht. Het bezong vooral de noodzaak om gezamenlijk één front tegen de hoge heren te vormen, ongeacht de etnische achtergrond van de Bijlmerbewoners: ‘Surinamers en Nederlanders, Turken, Marokkanen / Spanjaarden, Antillianen, maken één front / in strijd voor een betere woning tegen gemeente en kapitaal,’ zong het koor. Het leverde geen onvergetelijk liedje op, maar wel een schitterend tijdsdocument.

 

Opo, ‘Djai djai Sarnaam’ (1975)

Opo was een collectief dat deels in het Nederlands, deels in Surinaamse talen (Sranan en Sarnami) zong. ‘Djai djai Sarnaam’ (‘Leve Suriname!’) werd  behoorlijk bekend in Suriname: er werden ruim tienduizend exemplaren van verkocht, goede cijfers op een bevolking die in die periode zo’n driehonderdzestigduizend mensen telde. Het verkondigde in de aanloop naar de onafhankelijkheid van november 1975 dat Surinamers trots moesten zijn op hun eigen land (in de bij de single meegeleverde vertaling: ‘Laten we ons allemaal verenigen / om Suriname op te bouwen / laten we breken met de tweedracht in ons midden / om eensgezind de grote strijd te voeren’).

 

Kaseko Stars, ‘A Moen November’ (1975)

Een van de diverse muzikale groepen die de onafhankelijkheid van Suriname in november 1975 vierde was Kaseko Stars; zij brachten er zelfs een complete Sranantalige elpee over uit, November ’75.

 

Lieve Hugo, ‘Srèfidensi’ (1975)

Lieve Hugo, een van de helden van de Surinaamse muziek, leefde een deel van zijn (korte) leven in de Bijlmer. Vóór de onafhankelijkheid maakte hij dit trotse nummer over de aanstaande loskoppeling van Nederland, waarin hij stelde dat heel Suriname ‘één familie’ was. Twee dagen voor het zover was overleed hij.

 

Trafassi, ‘Brombere’ (rond 1981)

Trafassi werd in Nederland legendarisch om opgeruimde feestnummers als ‘Wasmasjien’ (‘kleine wasjes, grote wasjes / doe ze in je wasmasjien’), maar een van de eerste nummers van de groep was een Sranantalig protest tegen Desi Bouterse, kort na diens staatsgreep. Het leidde tot populariteit, maar ook tot een controversiële status in thuisland Suriname.