Nederlandse protestliedjes

Top 20 van Nederlandstalige Protestalbums

2 | Typhoon, Lobi da basi (2014)

We zien een zwarte man, vastgebonden aan een boom met ontbloot bovenlijf. Een witte man in een tropenpak, een zweep losjes bungelend in de hand, komt uit de verte naar hem toegestapt. Wie zijn filmklassiekers heeft bijgehouden, voelt al aan wat er gaat volgen: een gruwelijke marteling. In Twelve years a slave en Hoe duur was de suiker, twee veelbesproken films uit 2013, komen namelijk scènes voor waarin tot slaaf gemaakten precies op deze manier afgeranseld worden. De camera zoomt in op het gezicht van de zwarte man: het is rapper Typhoon. Even later slaat de zweep zijn rug aan flarden en schreeuwt hij het uit van de pijn. Maar niet voor lang: na verloop van tijd draait hij zich om en kijkt hij zijn tegenstander recht in het gezicht. Als die opnieuw naar hem uithaalt met de zweep, vangt Typhoon die op in zijn opgestoken vuist. Even later verandert de setting en zien we hoe de rapper op een podium is beland, waar hij nog steeds zijn geheven vuist in de lucht houdt. De black power fist: het ultieme symbool van zwarte emancipatiestrijd. Nu houdt hij echter niet langer een zweep in zijn hand, maar een microfoon. Het zingen is voor Typhoon een wapen in de strijd tegen het onrecht waar zwarte mensen al eeuwenlang mee te maken hebben gekregen.

Deze clip van Typhoons nummer ‘We zijn er’ werd op een betekenisvol moment gepresenteerd: tijdens de presentatie van het boek Roofstaat van Ewald Vanvugt op 14 maart 2016 in het Amsterdamse Paradiso. Een wonderlijk boek: zonder omhaal en feitelijk zelfs zonder inleiding hamert Vanvugt – zelf geen historicus, maar in de eerste plaats romanschrijver en journalist – de geschiedenis van het Nederlandse kolonialisme er bij de lezers in. Eén grote chronologische vertelling, 850 pagina’s lang, van de 13e-eeuwse kruistochten via de uitroeiing van de bewoners van de Banda-eilanden in 1621 tot het genocidale geweld tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog van 1945-1949. Voor zo’n dikke pil van een al wat oudere auteur zou je normaal gesproken een publiek van kenners verwachten – maar op deze avond was de zaal afgeladen vol met jonge mensen.

Dat succes had alles te maken met het feit dat deze uitgave, feitelijk een zeer uitgebreide heruitgave van een oudere studie van Vanvugt, werd uitgebracht door Nijgh & Van Ditmar en Top Notch. Top Notch ontwikkelde zich in de jaren 2010 tot een van dé platenmaatschappijen van Nederland, vooral voor hiphop maar in toenemende mate ook voor andere muziekgenres, waaronder het levenslied. Met de publicatie van Roofstaat zette de maatschappij onder leiding van Kees de Koning zich op de kaart als een club om ook intellectueel rekening mee te houden, door slim twee schijnbaar onverenigbare werelden bijeen te brengen: die van de witte, gedistingeerde oudere auteur Vanvugt en die van rappers van kleur die veertig jaar jonger waren. Op de boekpresentatie traden alle grote namen van Top Notch op, van Akwasi en Typhoon tot Fresku. Het gevolg: een enorme aandacht van pers en publiek.

De boekpresentatie van Roofstaat en de dan gepresenteerde clip van Typhoons ‘We zijn er’ markeerden een dubbele doorbraak: een bredere acceptatie van een nieuw type antiracistisch protest in Nederland én de doorbraak van hiphop als het beeldbepalende muziekgenre van deze tijd. Geen muzikant weerspiegelt de maatschappelijke doorbraak en acceptatie van hiphop wellicht beter dan Typhoon, een rapper die zijn muzikale en tekstuele netten ver uitwerpt.

Lobi da basi (2014), het tweede soloalbum van Typhoon (echte naam: Glenn de Randamie) waarvan ‘We zijn er’ de openingstrack is, kun je moeilijk een klassiek protestalbum noemen: daarvoor is het op veel momenten te soft. Typhoon is eerder een vredesduif dan een woedende strijder. Lobi da basi en het recente Lichthuis (2020) wemelen van de reflexieve, spiritueel getinte passages. Ze kiezen ook eerder het pad van zelfreflectie – en soms van zelfbeschuldiging, al probeert Typhoon daar hoorbaar aan voorbij te komen – dan van kritiek op een systeem dat ongelijkheid, uitsluiting en racisme in stand houdt. Toch weet men name Lobi da basi op een sublieme manier wel degelijk allerlei politieke thema’s aan te snijden, wat een hoge plek in deze Top 20 van Nederlandstalige Protestliedjes meer dan rechtvaardigt. Dat heeft trouwens ook niet in de laatste plaats met zijn verbluffende muzikaliteit te maken en zijn vermogen om zeer uiteenlopende muziekstijlen overtuigend met elkaar te verbinden.

Typhoons debuutalbum Tussen licht en lucht (2007) had al een creatieve vorm en was een van de sterkste Nederlandse hiphopreleases van die jaren: de muzikale omlijsting was complex, met jazzy aandoende momenten en eigenzinnige beats, en de teksten waren poëtischer dan wat gebruikelijk was in de nederhop. ‘Hotel Beschaving’ laat dat mooi horen. Dat presenteert de koloniale geschiedenis als een hotel in Victoriaanse stijl waar alle kwade menselijke eigenschappen een ruimte toebedeeld hebben gekregen:

tweede verdieping: etage bezitsdrang
kennelijk zit ’t in de genen en doen we d’r niks an
alles wat ons gegeven is, willen we voor onszelf, en
desnoods doden we andere rechthebbenden

ik word gegroet door een man op de gang
met een doos dogma’s onder z’n arm, verbitterd
de oorlog tegen terreur is niets meer
dan een kruistocht voor het veiligstellen van bezittingen

Dat Typhoon zich in dit nummer tegen kolonialisme keert, is duidelijk. Niet alleen de hedendaagse oorlog tegen terreur in het Midden-Oosten is door bezitsdrang ingegeven, de koloniale verovering was dat uiteraard ook: ‘Geweten knaagt als het gaat over Afrika / beroofd, geplunderd, en autonoom verklaard / we brachten wat virussen / trokken lijnen langs een liniaal / voor landen als Namibië.’ Dit soort veroveringsprojecten vernietigen volgens Typhoon niet alleen mensenlevens, maar ook de aarde oftewel ‘dat was ons gegeven is’, zo toont dit nummer. Het refrein van het nummer verbeeldt daarentegen een situatie van vredelievendheid en eenheid met de natuur, die volstrekt tegengesteld is aan de sfeer in het hotel: ‘Gister was ik nog ergens anders / met niets meer dan alleen de wind om me heen / dit is een andere week / voel me rustig als een Afrikaanse kabbelende beek.’

Op Lobi da basi, oftewel ‘liefde is de baas’ in het Sranantongo, draaide nog meer om dat gevoel van liefde voor alles wat leeft. Deze veelgeprezen plaat liet zich nog minder duidelijk als een typisch hiphopalbum beluisteren: het verwees naar de Surinaamse muzikale traditie, bevatte soul- en jazzinvloeden en er stond op ‘Zandloper’ zelfs een gastbijdrage van André Manuel, enfant terrible van de Nederlandstalige rock. Thematisch verwijst het album meer dan Tussen licht en lucht naar de Surinaamse geschiedenis en naar de slavernij.

‘Van de regen naar de zon’ is bijvoorbeeld zo’n politiek nummer, gemaakt voor een precair en betekenisvol moment: de viering van 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden in de Haagse Ridderzaal. Tegenover de koninklijke familie en een publiek van hoogwaardigheidsbekleders presenteerde Typhoon, ondersteund door saxofoons, contrabas en akoestische gitaar, een geschiedenis van de plek van Nederland in de wereld. Pijnlijke aspecten van de Nederlandse geschiedenis ging hij niet uit de weg, maar hij bezong ze wel op zijn kenmerkende genuanceerde manier:

wie zijn wij en waar staan we?
de grote vraag maakte van handelaren wereldveroveraars
de ontdekking van de houtzaagmolen voor de scheepvaart
maakte ons koning te water
voor het graan, voor de specerijen
pakhuizen vol, grachtenpanden, rederijen
we zagen zo veel, zijn zo groot maar als het kantelt
zien we massamoord, apartheid, slavernij en de slavenhandel
zonder donker kan het licht zichzelf niet kennen
vandaar de onwetendheid rond 5 december

‘Zonder donker kan het licht zichzelf niet kennen’: het is een gelaagde uitspraak die de maatschappelijke positionering van Typhoon perfect laat zien. Enerzijds demonstreert dit zinnetje een basisprincipe uit de theorie van identiteitsvorming: een identiteit krijgt altijd vorm in contrast met een Ander. Concreter kun je dit zinnetje op de uitbuiting van zwarte mensen betrekken: witte mensen hebben hun superioriteitsgevoelens eeuwenlang gelegitimeerd door zich af te zetten tegen zwarte mensen. Maar concreter is dit zinnetje ook een verwijzing naar de noodzaak om de duistere aspecten van de nationale geschiedenis niet te ontlopen, maar juist volledig ogen te zien. Wie die geschiedenis niet kent, blijft onwetend in de zwartepietendiscussie, zo denkt Typhoon. Hij is alleen nooit geneigd om zijn kritische perspectief op een provocatieve manier te presenteren, voor hem staan positiviteit en hoop voorop. Tijdens de presentatie van Roofstaat in maart 2016 zei hij dan ook: ‘Het klinkt als hippieshit, maar liefde overwint alles, echt.’

Heel expliciet staat die boodschap ook centraal in de clip van ‘Hemel valt’, een van de bekendste liedjes van Lobi da basi. In deze tracks spreekt de rapper zichzelf moed in en bepleit hij een antimaterialistische levenswijze, maar er zit ook een religieuze kant aan: een pleidooi voor een persoonlijk geloof (waarbij opvalt dat Typhoons god een vrouw is) en voor zelfverantwoordelijkheid. Als de christelijke God en Allah hun verantwoordelijkheid voor het ‘dragen’ van de hemel even willen loslaten, zo stelt het nummer, dan is het belangrijk dat mensen zich sterk genoeg voelen om die taak even van hen over te nemen.

De clip bij het nummer maakt de religieuze kant van deze track verrassend concreet. We zien de liefde tussen een zwarte, christelijke jongen en een islamitisch meisje, en de cultuurbotsing waartoe deze liefde in de praktijk leidt. Op hun huwelijk loopt het mis tussen de beide families, maar de liefde en de muziek winnen het van de tweedracht. Hippieshit, inderdaad, maar wel verdomd goede en pakkende hippieshit.

 

Dit artikel verscheen eerder op de website Neerlandistiek.nl.