Nederlandse protestliedjes

Top 20 van Nederlandstalige Protestalbums

1 | Boudewijn de Groot, Boudewijn de Groot (1966)

Vraag willekeurig wie om een Nederlandstalig protestnummer te noemen, en je kunt vrijwel gegarandeerd één antwoord verwachten: ‘Welterusten, mijnheer de president’ van Boudewijn de Groot. Dit anti-Vietnamnummer was in 1966 de eerste oorspronkelijke protesthit van Nederlandse bodem, en het zou een onverwoestbare status krijgen. De Groot probeerde al in mei 1966, toen ‘Mijnheer de president’ nog nauwelijks de hitlijsten verlaten had, van de reputatie van protestzanger af te komen, maar dat was onbegonnen werk. Hij werd het zinnebeeld van hoe Nederlanders zich een protestzanger voorstellen en ‘Mijnheer de president’ eindigde zowel in 2007 als in 2010 op de bovenste plek van een Radio 2-Top 100 van de Protestsongs. Let wel, het was een internationale lijst, dus De Groot versloeg Bob Dylan, John Lennon en tientallen andere internationale sterren van de protestmuziek.

Dat deze Top 20 zou eindigen met De Groot op 1 stond zo bezien in de sterren geschreven. Want hoe breed ik het genre ook heb geprobeerd te interpreteren – we zijn de afgelopen weken van de feministische folk (Marijke Nekeman en Ineke Verdoner, Cobi Schreijer) via regiopop (Carboon, R.K. Veulpoepers B.V.) en punk (De Raggende Manne, Door mekaar) naar hiphop gegaan (onder meer Typhoon en Appa) – er is geen album dat zozeer een evergreenstatus heeft gekregen als Boudewijn de Groot, het debuutalbum van de zanger die als een van de pioniers van de nederpop kan worden beschouwd.

Hoewel: is Boudewijn de Groot wel zo’n klassieker? Er staan twee nummers op die iedereen kent, ‘Een meisje van zestien’ en ‘Welterusten, mijnheer de president’, maar de tien andere nummers hebben nooit veel bekendheid gekregen, terwijl er met onder meer ‘Woningnood’ en ‘De dagen zijn geteld’ puntgave politieke liedjes tussen zitten. Als album is Boudewijn de Groot altijd in de schaduw blijven staan van het flowerpoweralbum Picknick (1968) en vooral Voor de overlevenden (nauwelijks een half jaar na Boudewijn de Groot uitgebracht, nog in 1966). Dat zijn allebei ook briljante albums, maar voor de beste protestmuziek die De Groot in zijn carrière heeft gemaakt moeten we toch echt bij zijn debuut zijn.

Op Boudewijn de Groot waren De Groot en Lennaert Nijgh – zijn vaste tekstschrijver en vertaler in die jaren – nog duidelijk op zoek naar hun vorm. De Groot had in de jaren voordien verschillende singles uitgebracht waarop hij een kleinkunstachtig geluid koos, waaronder ‘Élégie prénatale’ en ‘Strand’. Met de prima cover ‘De eeuwige soldaat’, een bewerking van Buffy Sainte-Maries anti-oorlogsklassieker ‘Universal Soldier’, had hij zijn eerste stappen gezet op een pad dat eerder richting de Amerikaanse folk ging. Maar toen hij in februari 1966 eenmaal zijn eerste langspeelplaat uitbracht, leek hij nog niet zo goed te weten wat hij was. Een kleinkunstzanger was hij misschien niet echt, maar moest hij dan eerder een chansonnier of een folkartiest zijn?

Die zoektocht is prachtig zichtbaar en hoorbaar in het VPRO-televisieprogramma Hee Boudewijn, een kort liedjesprogramma dat op 25 februari 1966 werd uitgezonden. Diverse fragmenten uit het programma zijn online terug te vinden: de beeldfragmenten die ik in artikel heb ingebed zijn eruit afkomstig, helaas in een beeldkwaliteit die te wensen overlaat. Een complete weergave in HD ontbreekt helaas nog, maar is – voor de echte liefhebbers – terug te zien in Instituut Beeld en Geluid in Hilversum. Tijd om dat canonieke stukje popgeschiedenis volledig online te zetten, lijkt me.

Hee Boudewijn balanceerde op een intrigerende manier tussen de jaren vijftig en de jaren zestig . Behoorlijk jaren zestig was het ‘pop-artdecor’, zoals de makers het noemden: een landschap van hele en halve ontklede paspoppen, kubussen en zwart-wit geblokte vormen, dat uit soms onverwacht hoge of lage camerahoeken werd gefilmd. Het jazzy combo dat de show opende met een instrumentale versie van ‘Een meisje van zestien jaar’ wekte dan weer de indruk uit een ander decennium te stammen: in pak stonden een contrabassist en een hoboïst subtiel te swingen, aangevuld door koperwerk. Een instrumentarium dat goed paste bij opener ‘Draai weer bij’, een liedje dat weliswaar gecoverd was van Donovan (die als een folkprotestzanger bekend stond), maar nauwelijks aan de folk herinnerde.

Maar zodra De Groot zijn gitaar erbij pakte voor het tweede liedje ‘Woningnood’, maakte hij de wending naar ‘provoliedjes’, zoals Trouw het de dag na de uitzending noemde. De Groot bezong op een tekst van Nijgh in dit liedje immers een typisch jongerenprobleem, dat door provo onder het motto ‘red un pandje, bezet un pandje’ al aan de kaak was gesteld: het gebrek aan goede woonruimte.

de wijk wordt gesaneerd en de huizen moeten plat
en de mensen staan te kijken en ze zeggen: zie je dat?
in die oude afbraakwoning woont toch nog een heel gezin
stel je voor, zo’n vochtig huis, nou ja, wat zien ze daar nou in?
kijk, dat stel is amper twintig en die hebben al een kind
nou, die denken zeker dat ze kunnen leven van de wind
en dan knikken ze tevreden en dan gaan ze gauw naar huis
naar hun baan en naar hun auto en de televisie thuis

Het meest provocerende nummer van de gehele set kwam als derde: ‘Welterusten, mijnheer de president’. Voor dit nummer werd het podium bijna helemaal leeggeveegd, verdween het combo en stond er in de hoek alleen nog een paspop, omarmd door een harnas. Een metafoor voor de schoonheid die door het militarisme werd gesmoord? In het midden De Groot met zijn gitaar, eerst van zeer ver gefilmd, daarna langzaam ingezoomd. Het was muzikaal en tekstueel van een grote eenvoud, maar door de bijtende ironie sloeg het de spijker op de kop. Alles in dit nummer sprak de protestgeneratie aan: Nijghs keuze om de president van het belangrijkste land van de wereld in de eerste regels met ‘je’ aan te spreken (hoewel hij elders in het liedje ‘u’ wordt genoemd), het expliciete benoemen van de zinloosheid en gruwelijkheid van de oorlog, de subtiele vermenging van folk- en beatinvloeden.

Zo liet de eerste helft van Hee Boudewijn al horen dat De Groot zich zowel door de jazz- en chansontraditie liet beïnvloeden als door de op dat moment modieuze folkmuziek. Diezelfde tweeslachtigheid kenmerkt het vrijwel tegelijkertijd uitgebrachte album Boudewijn de Groot. Het opent met een hele trits covers: ‘Het geluid van stilte’ (‘The Sound of Silence’, Simon & Garfunkel), ‘Nee Meeuw’ (Ballad of a Crystal Man’, Donovan), ‘Een respectabel man’ (‘A Well Respected Man’, The Kinks) en ‘Er komen andere tijden’ (‘The Times They Are A-Changin’’, Bob Dylan). Vooral ‘Nee meeuw’ is met zijn übereenvoudige mondharpbegeleiding een heerlijk nummer. De sterke vertaling is dit keer niet van Nijgh, maar van Harrie Geelen:

handel maar, wandel maar
jij vrije weggebruiker
maar laat mijn kind zijn speelgoedhuis
van koek en kleurig suiker
nee meeuw, ik wil je wieken niet
je vrijheid niet
want heel je hemel liegt

De grootste verrassingen voor de hedendaagse luisteraar die geen De Groot-kenner is, zijn wellicht ‘Apocalyps’ en ‘De dagen zijn geteld’. Het eerste nummer klinkt muzikaal naar de vroege cabareteske nummers van De Groot, maar de fantasievolle, quasi-oud-Nederlandse tekst loopt vooruit op latere hits als ‘Het land van Maas en Waal’ en ‘Pastorale’.

Slotnummer ‘De dagen zijn geteld’ behoort tot de minder bekende nummers van De Groot, maar het is een schitterende reflectie van de jonge generatie op de heersende klasse. Noem het een kruising tussen ‘Er komen andere tijden’ en ‘Nee meeuw’ – maar dan in de vorm van een oorspronkelijk nummer met een doodeenvoudige, maar o zo efficiënte tekst:

oudere mensen klagen vaak:
voor hun was de oorlog een eerlijke zaak
en deze tijd is te slap voor hun soort
zij noemden het recht, wij noemen het moord
ze worden gehekeld in tijdschrift en krant
men noemt ze fascisten, maar ze staan aan de kant
want hun dagen zijn geteld, hun doden zijn begraven

De oudere generatie wordt hier niet zozeer als fascistisch aangeklaagd, het nummer is nog venijniger: ‘men noemt ze fascisten, maar ze staan aan de kant’, schrijft Nijgh. Een aanval op de oudere generatie was niet eens meer nodig, omdat de machtswissel al zou hebben plaatsgevonden. Met dit wrange en al enigszins berustende geluid liep het slotnummer van Boudewijn de Groot vooruit op De Groots veel reflexiever én minder politieke album Voor de overlevenden van kort daarna. Daarin zetten De Groot en Nijgh hun jeugddromen alweer bij het grofvuil (‘Testament’), waarmee ze ook het pad van de protestmuziek verlieten. De Groot zou er nooit meer vol overtuiging naar terugkeren, maar één ding heeft zijn kortstondige provocatieve bevlieging toch opgeleverd: een protestalbum om te blijven koesteren.

 

Dit artikel verscheen eerder op de website Neerlandistiek.nl.